In mijn vorige column vertelde ik over de verschillende manieren waarop kinderen ons park kunnen ontdekken. Wist u bijvoorbeeld dat er in ons park zestien mogelijkheden zijn om van een glijbaan af te gaan?
Het begon drie jaar geleden met een andere visie over hoe kinderen naar vogels moeten kunnen kijken. Nu kunnen zij op ooghoogte in de nesten van de monniksparkieten kijken met een doorkijk naar de bruine beren.
Dit is overigens één van de twee plekken waar je dieren mag voeren zonder dat het kwaad doet aan hun sociale gedrag. Tijdens het voeren komen de parkieten op je hand en schouder zitten, maar zodra het voer op is, gaan de vogels weer hun eigen gang.
Na de volière kan er via een trap en een kabelbrug boven het berenverblijf worden gekeken. De eerste Klim-Alles-route was zo’n succes, dat wij verder gingen met deze uitdagende constructies en dat is niet zonder reden. Ouders hoor ik soms nog steeds hun kind aansporen om verder te kijken: ‘‘Kom, we gaan echt verder, je bent er al zes keer in geweest.”
Bij de hyena’s zijn wij nog verder gegaan: midden in het verblijf kom je weer naar boven in een soort terrarium, waar jij als bezoeker tussen de dieren staat. De succesvolle route hebben wij verder uitgebreid met SnavelRijk vorig jaar en nu in 2015 met de Grote Wildernis. Al was het een uitdaging om het voorgaande te overtreffen.
Nu lijkt het wellicht of wij alleen maar voor de kinderen ontwikkelen, maar niets is minder waar. Wij hebben de laatste jaren veel aandacht aan het groen besteed. De Japanse tuin is een goed voorbeeld van een project dat juist door de tijd, nu bijna twintig jaar, steeds mooier wordt. Verder zijn er door het hele park bankjes te vinden die meestal zo staan dat je zittend het gedrag van onze bewoners kunt waarnemen. Het is altijd de bedoeling om voor ieder wat wils te creëren en gezien de reacties lukt ons dat aardig. Wij zijn echter nog niet klaar, maar dat zijn wij waarschijnlijk nooit.